Jonge kerels denken dat hen nooit iets overkomt, voelen zich zonder meer veilig op straat. Maar de statistieken wijzen iets anders uit. Ongeluk en ongeval zoeken juist de mannen tussen de 18 en 30 jaar op, veel meer dan andere bevolkingsgroepen. Zomaar een statistiekje dat Sidney Ruiter (23) oppikte in het eerste jaar van zijn studie veiligheidskunde in Leeuwarden. “Grappig. Ik voelde me het veiligst, maar nu ben ik zelf een voorbeeld van dat het hartstikke mis kan gaan”, zegt Sidney, ook wel bekend als het slachtoffer van de Korrewegschutter. Deze zomer rondde de inmiddels vierdejaars zijn stage af bij Veiligheidsregio Groningen.
Thuis deden ze alles met de fiets. Vader, moeder, Sidney ook. Maar sinds vorig zomer rijdt hij in z’n eigen auto. “Daarvoor ging ik altijd met die rolstoeltaxi’s. Die zijn echt verschrikkelijk. Of ze komen een half uur te vroeg of ze zijn twee uur te laat. Dat is niet leuk. Soms moeten ze ook nog andere mensen oppikken… Maar nu heb ik dus weer een stukje vrijheid. En als ik in een auto zit zie ik van de buitenwereld meer dan wanneer ik in m’n rolstoel zit. Wat ik leuk vind, je bent voor de buitenwereld dan ook weer even een gewoon mens.”

Een gewoon mens. Met twee benen die het doen als jij dat wil. Sidney was een gezonde student uit Groningen, met een bijbaantje in de bios van de Euroborg. Daar had hij ook net gewerkt toen hij die oktoberavond in 2017 met een paar vrienden door de stad fietste. Op de Korreweg werd hij door een groepje onbekenden opgewacht, tot staan gedwongen en zomaar neergeschoten. In z’n rug. Het verschil tussen leven en dood was maar een paar centimeter. Sidney hield er een dwarslaesie aan over. Die stelt hem voor nieuwe uitdagingen en risico’s die hij bewust omarmt. “Dit moet geen zielig verhaal worden.”
Wat is veiligheid? “Voor mij is dat dan toch veilig over straat gaan. Geen belemmering vinden in de dingen die je wilt doen. Veilig naar huis fietsen, in mijn geval.” Het interview vindt plaats in de week van het dodelijke steekincident op het Jaagpad in Groningen. “Onbewust denk je: waarom nou weer, waarom is dat nodig? Ik betrok het trouwens niet op wat mezelf is overkomen.” Maar geweld, zinloos geweld is al langer een thema voor Sidney. “Je zou verwachten dat de samenleving er alles aan doet om zinloos geweld uit te bannen. Bij het vak maatschappijleer hadden we op de middelbare school een keer dat liedje van Lange Frans en Baas B, Zinloos. Daarin werden allemaal slachtoffers van zinloos geweld genoemd. Toen dacht je, ja dat zal wel een keer over zijn. Nu ik in die stoel zit, ben ik er iets meer op gaan letten en dan zie je dat het gewoon verre van over is. Geweld op straat is er dagelijks of wekelijks.”
“Door haar wilde ik mijn bed uitkomen”
Eenmaal aan het revalideren in Beatrixoord besefte Sidney dat zijn leven er voortaan anders uit zou zien. “Ik zag er allemaal mensen rondrijden in een rolstoel en met hulpmiddelen lopen. Toen dacht ik: zo zit het nu in elkaar, zo ga ik er ook bij rollen. Dit komt er allemaal bij kijken als je in een rolstoel zit.” Gek genoeg sleepte een stiekeme verliefdheid hem door de revalidatie. “Ik was gek op een van de verpleegsters. Dat heeft me echt geholpen. De verliefdheid heeft me door m’n revalidatie gesleept. Ze was wat ouder, dertig of zo. Ze weet er wel van, hoor. Ik heb haar bedankt: je hebt me geholpen. Door jou wilde ik m’n bed uit komen.”
“Weet je, mensen in een rolstoel zijn niet zielig omdat ze niet meer kunnen lopen. Je leert jezelf beter kennen en je weet waar je je kracht vandaan kan halen. Dat vraagt wel wat van je. Mijn ouders hebben me heel veel geholpen. Aan het begin van mijn revalidatie heb ik tegen ze gezegd: ik focus me alleen op mezelf en ik hoop dat jullie me daarbij helpen. Mijn ouders hebben al het papierwerk gedaan, alle rompslomp die erbij kwam kijken. Dat is echt een heel goeie geweest.” Hierdoor kon ik mij volledig richten op de revalidatie. Thuis veranderde er ook het een en ander. “We hadden altijd drie rookmelders, op elke verdieping een. Nu we een huislift hebben, hebben we er nog twee extra. Die horen bij de lift.”
Veel veranderd
Veel is veranderd. Dankzij goede psychologische hulp voelt Sidney zich een stuk zekerder op straat, maar de eerste keer dat hij weer eens met vrienden de stad inging, merkte hij al dat hij zich nog niet overal honderd procent op zijn gemak voelde. Mijn vrienden hebben mij enorm gesteund. “We gingen eten bij De Ouwe Brandweer aan het Zuiderdiep, grappig toch. Van tevoren hadden we even gebeld of het rolstoeltoegankelijk was. Kwamen we daar: een trapje naar binnen. Dat ging al moeilijk. Mijn vrienden moesten me naar binnen tillen. Na het eten gingen we naar de bioscoop, maar onderweg werd ik door een oneffenheidje in de stoep uit m’n rolstoel gelanceerd. Terwijl mijn vrienden mij weer in m’n stoel hielpen, scheurde een van hen ook nog eens uit z’n broek. Hilarisch, maar ik realiseerde me ook: shit, ik ben echt altijd van anderen afhankelijk als zoiets gebeurt.”
De zomer komt eraan, het buitenleven, een drankje in de stad of het plantsoen. “Sinds ik in deze stoel zit heb ik dat een paar keer gedaan, maar het is anders. Je moet nadenken waar je naar het toilet gaat. Noorderzon ben ik ook geweest, heel leuk en ik ga dit jaar ook, maar het nadeel is dat het daar druk is. Qua toiletten hadden ze het trouwens goed geregeld. Maar ja, ben je ergens met vrienden dan staan ze om me heen en kan ik me niet voegen in een gesprek. Voel me dan net een klein kind. Je verstaat maar de helft. Dan kun je maar beter ergens gaan zitten met elkaar.”
Nog een lange weg te gaan
Sidney heeft de blik ferm op de toekomst gericht. Hij is vierdejaars veiligheidskunde met een minor in cybersafety en bedrijf en veiligheid en bijna klaar met zijn studie. “Ik merk dat ik nu wel klaar ben met het theoretische. Ik wil echt wat gaan doen. Dus ik denk dat ik hierna aan het werk ga. Voordat ik in deze stoel zat dacht ik altijd dat ik na m’n studie 40 uur per week zou gaan werken. Gewoon het normale leven leiden. Nu gaat dat me niet lukken. Ik merk nu al dat 28 uur de max is. Als ik thuiskom ben ik vaak gesloopt. Voor de rest doe ik niet veel meer. En als je er nog leuke dingen naast wilt doen, is 28 uur echt de max. Ik wil een keer in de week met vrienden naar de bioscoop. Ik heb altijd in Kinepolis Euroborg gewerkt en films vind ik leuk. Ik kan me erbij ontspannen en ik waan me even in een andere wereld. 7 Years in Tibet met Brad Pitt is mijn favoriete film. En ik ben een grote Marvel-fan. Dus The Avengers, Captain America en Ironman. Soms baal ik daarvan. Het maatje van Ironman, Colonel Rhodes, heeft volgens mij ook een dwarslaesie of is flink gevallen, waardoor zijn benen het niet meer doen. Rhodes kreeg een mooi exoskelet waar hij heel gemakkelijk in loopt. Als ik naar de exoskeletten kijk die in Nederland op de markt zijn, dan hebben we nog een lange weg te gaan.”
“Ik werk nu in doelen”
De cruciale vraag: hoe pak je verandering beet, hoe geef je er richting aan? “Toen ik in het voorjaar van 2018 van Beatrixoord naar huis ging had ik niks te doen. Mijn studie begon immers pas na de zomervakantie. Niks doen is waardeloos. Je gaat je vervelen, heel deprimerend. Toen bedacht ik me: je moet altijd een doel hebben om vooruit te komen, je moet een drive hebben om verder te gaan. Ik werk nu dus in doelen, ik heb er twee. Het eerste is mijn studie veiligheidskunde afmaken. Het andere doel: op mezelf wonen. Daar ben ik nu druk mee bezig. Komende zomer betrek ik een appartement in het Ebbingekwartier. Collega Saskia Teerds van Risicobeheersing houdt toezicht op brandveiligheid in gebouwen. Samen met haar heb ik het ontruimingsplan van dat complex bekeken. Als er ‘s nachts een keer wat is komt de brandweer meteen, die wordt met een brandmeldinstallatie gealarmeerd. Maar bij een grote brand gaat die ene persoon van de 24-uur zorgpost het niet in z’n eentje redden als er 34 appartementen ontruimd moeten worden. Wie kan lopen moet dan wel helpen om minder validen zoals ik uit huis te krijgen. Zelfredzaamheid hè, dat is wel een dingetje. Mijn doel over vijf jaar? Starten met een leuke baan en de wereld verkennen. Daarna is toch wel huisje boompje beestje, een leuke vriendin. Het appartement heb ik nu. “het komt denk ik wel goed met mij.”